Willem Adriaan (Wim) Stoop (1943) – zoon van Aad Stoop (1898-1943) en Hermine Mock (1903-1984)
Familieband
“Ik hecht zeer aan de familie, deze gedeelde afstamming heeft een belangrijke rol in mijn leven gespeeld. Allereerst de manier waarop de familie (toen nog de ‘tantes’ en hun kinderen: mijn neven en nichten) mijn moeder na de dood van mijn vader hebben opgevangen en gesteund. Dolph Kessler was kort mijn voogd, tot hij in 1945 overleed. Later logeerden we regelmatig op Slingerduin bij Tante Bep en ook een keer op De Wachter bij Tante Cor. Mijn moeder las het verhaal van Oma Stoop voor dat ze bij haar zilveren bruiloft had geschreven met de kaart van Java erbij en een foto van het jonge gezin rond 1870.
Mijn neven en nichten waren allemaal veel ouder dan ik. Ik was een jaar of 9 toen ik vanuit onze familieboerderij in de Haarlemmermeer voor het eerst naar de Olmenhorst fietste. ‘Zeg maar tegen die grote man (Govert) daar: ‘’Ik ben Willem Adriaan,’’ dan weet hij het wel,’ zei mijn moeder. Ik werd meteen aan het werk gezet met perenplukken. Ik leerde toen zijn vrouw Rommy kennen en zijn zonen Steef en Rob. Mijn moeder en ik gingen ook regelmatig vanuit Den Haag met de gele tram naar Bep en Bob Everts in Wassenaar. Hun zoon Dolph was een jaar jonger dan ik.
Jan en Muis Langelaan waren een grote steun en ook de Van Vollenhoves, die bij ons in de buurt woonden. Later, tijdens de studie in Wageningen trof ik Jan en Hank Kessler regelmatig en weer veel later toen ik in Zeist en Driebergen woonde Wim en Miente den Boer. Wim was een tijdlang mijn dokter en raadsman. En natuurlijk mijn halfbroers en -zussen, dat is een apart verhaal. Ik wist van hun bestaan maar had ze tot mijn 17e nooit ontmoet. Plotseling kreeg ik er een hele familie bij en ontstonden er alsnog dierbare contacten. We konden niet om de bloedband heen.
Het meest bijzondere aan de familie
Mijn moeder vertegenwoordigde mij ieder jaar op de Wiessee-vergadering. Ze kwam er altijd enthousiast van terug en zei dan: ‘Stoop, wat heb je toch een ontzettend aardige familie.” Later ben ik me beter gaan realiseren hoe bijzonder dat was (en is): dat zo’n gemêleerde en uitgebreide familie, met zo veel fortuin, zo hecht en aardig kan zijn. Alle professies zijn vertegenwoordigd: van kunstenaar tot chirurg, van fiscalist tot klokkenexpert. De familie is open naar anderen. In de Beirat werd de koude kant ook ingeschakeld. Het ging er om wat iemand kon, niet waar ze vandaan kwamen of hoe belangrijk ze waren.
Dierbaarste familiebezit
Het portret van Opa Stoop. Dit schijnt het origineel te zijn. Het hing bij Jan Langelaan, de oudste kleinzoon, en hij gaf het door aan mij, de jongste kleinzoon. Ik kreeg ook Opa’s wandelstok die Jan als verdedigingswapen onder zijn bed had liggen. De staande klok van De Rijp, ‘de Amsterdammer’, had mijn vader meegenomen naar Den Haag en die staat nu bij mij. Er zijn er maar weinig van. Opa en Oma kochten deze klok op een veiling in Londen. Ik heb hem laten restaureren (op advies van mijn neefje Ferd Duynstee), hij doet het nog steeds.
Toekomst stichting Stoop-van Deventer
Het is altijd de moeite waard om dergelijke familiecontacten in stand te houden, maar het is ook onvermijdelijk dat contacten verwateren. De familie is zo groot, zo uitgebreid. Alleen al onze eigen staak Stoop is enorm. Naarmate je ouder bent, wordt die familieband belangrijker. Het is vertrouwd, je komt uit hetzelfde nest, en je herkent steeds vaker bepaalde gemeenschappelijke trekken en eigenschappen. Die gedeelde afkomst en geschiedenis is iets om te koesteren en daarin speelt de Stichting een belangrijke rol. Met het oog daarop heb ik in mijn testament o.a. legaten opgenomen voor zowel de Stichting als het Dorrie Stoop Fonds. Misschien een idee ook voor andere familieleden?”
Geef een reactie
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.