Steven (Stephanus Willem Gideon) de Clercq (1941), zoon van Govert de Clercq (1909-1989) en Pien Waller (1909-2001)
“Vader Govert was een uitgesproken buitenbeentje in de familie waar je niet omheen kon. Mijn moeder, die samen met Govert in de 2e klas zat op de BSV, was ook in haar familie een buitenbeentje. Na de scheiding ben ik vooral bij mijn moeder opgegroeid. Alleen in de zomer was ik vaak en graag op de Olmenhorst. Ik heb een groot deel van de familie pas later leren kennen. Misschien wel omdat er één ongemakkelijk contact was: met Eddie en Annemarie van Vollenhoven-Langelaan en hun kinderen.
Tussen Eddie en mijn moeder is een romance ontstaan toen hij in de oorlog op de Olmenhorst zat ondergedoken. In mei 1944 was dat de aanleiding voor haar vertrek naar het oosten van het land; mij liet zij achter op de Olmenhorst. Daar werd in die tijd het hoofdkwartier van de ondergrondse gevestigd en later ook het wapendepot. Voor het verzet was de hoofdtaak het bewaken van de Ringdijk om te voorkomen dat deze zou worden opgeblazen en de Haarlemmermeerpolder – en dus ook Schiphol – zou worden geïnundeerd.
Mijn vader werd gezocht en moest regelmatig onderduiken; bij zijn huishoudster, Johanna van der Maden (1920-2020) heeft hij in de hongerwinter een kind verwekt. Mijn halfbroer Geert Jan is in november 1945 geboren. Govert heeft hem geëcht en aangifte gedaan, maar nadat een vlijtige ambtenaar ontdekte dat het huwelijk met mijn moeder door oorlogsomstandigheden nog niet formeel was ontbonden, bleek Geert Jan formeel een buitenechtelijk kind en werden hem van rechtswege alle rechten en zijn familienaam ontnomen. Na een kortstondig huwelijk is mijn vader gescheiden en hebben wij jarenlang niets van Geert Jan en zijn moeder vernomen tot hij, inmiddels tien jaar geleden, zelf het contact legde en wij zo goed en zo kwaad als het kan de band konden herstellen. Als broers schamen wij ons diep over het gedrag van onze vader en zijn we trots op Geert Jan en zijn vrouw Anneke.
Omdat moeders liefde voor Eddie bleef, besloot zij in 1947 naar Canada te emigreren. Eind maart werden we door de familie uitgezwaaid in de haven van Rotterdam. Om te bunkeren moest de haven van Antwerpen worden aangedaan, waar Eddie op de kade stond – in Canada bleek mijn moeder zwanger. Daar in Canada, aan de oever van de Niagara River – is in januari 1948 mijn halfzusje Sophie Rita geboren. Mijn moeder heeft afstand van haar gedaan aan een liefdevol pleeggezin, dat zich eerder al over ons had ontfermd. Ontgoocheld zijn wij in september van dat jaar teruggekeerd naar Nederland. Omdat ik dit aan niemand mocht vertellen, heb ik dit jarenlang als geheim met mij moeten meedragen. Dat heeft absoluut een stempel op mijn leven gedrukt. Ik ben mijn eigen gang gegaan, had niet zo’n behoefte aan familie.
Er was altijd een grote vriendschap tussen Eddie en Govert. Logisch dus dat Eddie vaak, ook met de kinderen, op de Olmenhorst kwam, maar ik vond dat ongemakkelijk, omdat ik wist dat hij de vader was van mijn halfzusje en dat niemand dat mocht weten…
Via Govert ben ik bij de Beirat en zo in de familie gekomen. Ik ben echt een zij-instromer. Met een vader die met zes vrouwen getrouwd is geweest en een moeder die van drie mannen een kind kreeg, is familie een ambivalent onderwerp. Tegelijkertijd zijn al die wortels die je hebt interessant. De verhalen over Opa Stoop hebben zeker eraan bijgedragen dat ik geologie ben gaan studeren. Met de vierde vrouw van mijn vader had ik geen goed contact, maar met de vijfde, Rommy, wel, tot het eind van haar leven. En toen kwam met Margrit een nieuwe leg. Dan is de aandacht voor de eerste leg niet meer evident, die moet je soms bevechten. Dat lukte mij beter dan mijn oudere broer Rob (1935-2018). Ik had een basale oerband met Govert. Mijn basic security-gevoel heb ik van hem. Hij heeft me lang als zijn opvolger gezien. Dat werd Florian, en dat is goed.
De ingewikkelde boedel van Govert hebben wij, met dank aan Hans van Gellicum en Frans Duynstee, zonder ernstige kleerscheuren afgerond. Het contact tussen de halfbroers is goed, ook met Geert Jan. Ik heb er bewondering voor hoe hij zonder rancune met ons omgaat.
Na een Beiratvergadering heb ik Anne Marie van Vollenhoven eens verteld over ons gezamenlijke halfzusje. Ze wist van niets, Eddie ook niet. ‘Wat zou dat goed geweest zijn voor de relatie in ons gezin als we dat hadden geweten,’ zei ze. ‘Dan hadden ze (Eddie en Annemarie) allebei een blindganger gehad.’ Haar broer Hein, geboren in maart 1946, was een kind van een Canadees.
Bijzonder aan de familie
Het is een gegeven dat we ongelooflijk bevoorrecht zijn. We zijn met een gouden lepel geboren. Dat schept verplichtingen. Ik heb bewondering voor hoe de laatste ploeg met een engelengeduld Sumber en Bad Wiessee heeft afgerond. Tijdens de vergaderingen en de borrels achteraf, heb ik veel familieleden leren kennen. Naarmate ik ouder word vind ik het leuker om mijn wortels te leren kennen. Dat vult de geschiedenis op de een of andere manier in.
Dierbaarste familiebezit
Een vergrootglas in een verchroomde schelp die op mijn werktafel ligt. Ik kreeg hem van mijn vader, hij komt nog uit De Rijp. En boven staat het bureau van Opa Stoop (zie foto). Het is via De Rijp in De Boekhorst gekomen en staat nu al een tijd bij mij. Het heeft een eindeloze hoeveelheid laadjes en het bureaublad heeft een klep die open kan zodat je een schrijfmachine kunt plaatsen. Voor die tijd was het een heel modern bureau. Bij mij fungeert het als een archiefkast. Ik houd het nog even zo, want ik vind het bijzonder dat dit het bureau is waar Opa voor zit op de beroemde foto die is gemaakt in De Rijp in 1928.
Toekomst Stichting Stoop-van Deventer
Dat vind ik vooral aan de jongere generatie. Je moet wel trekkers hebben en elkaar zo nu en dan kunnen zien op een bijzondere plek of een speciale gebeurtenis. En de Nieuwsbrief is een uitstekend middel om het wel en wee van die grote familie te volgen en de band in leven te houden.
Geef een reactie
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.